DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST | AMENDEMENT |
Voorstel voor een richtlijn Artikel 1 – lid 1 | |
1. Uitkeringen van interest of royalty's die ontstaan in een lidstaat, worden vrijgesteld van alle belastingen in die bronstaat (door inhouding dan wel door aanslag), op voorwaarde dat een onderneming van een andere lidstaat, of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat, de uiteindelijk gerechtigde tot de interest of de royalty's is en in die andere lidstaat daadwerkelijk is onderworpen aan belasting over de uit die uitkeringen verkregen inkomsten. | 1. Uitkeringen van interest of royalty's die ontstaan in een lidstaat, worden vrijgesteld van alle belastingen in die bronstaat (door inhouding dan wel door aanslag), op voorwaarde dat een onderneming van een andere lidstaat, of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat, de uiteindelijk gerechtigde tot de interest of de royalty's is en in die andere lidstaat daadwerkelijk is onderworpen aan belasting over de uit die uitkeringen verkregen inkomsten tegen een tarief niet lager dan 70 % van het gemiddelde vennootschapsbelastingtarief dat van toepassing is in de lidstaten, waarbij vrijstelling of vervanging, eventueel door betaling van een andere belasting, niet mogelijk is. Uitkeringen van interest of royalty's zijn niet vrijgesteld in de lidstaten waarin zij ontstaan indien de uitkering niet belastbaar is volgens de nationale belastingwetgeving waaraan de uiteindelijk gerechtigde onderworpen is vanwege een verschillende kwalificatie van de uitkering (hybride instrumenten) of een verschillende kwalificatie van de uitkeerder en de ontvanger (hybride entiteiten). |